Na de tweede wereldoorlog was het een trend dat vader een voorkeur had om alle jongens zo vroeg mogelijk in de onderneming op te nemen.
Relatief veel ondernemingen worden gerund door twee broers in de verhouding 50%/50%. Na 1990 werd er vaak geadviseerd om de aandelen in de verhouding 49%/51% aan te bieden met als argument om stagnatie van het bedrijf te voorkomen. Blijkbaar bedacht niemand in die tijd dat een dergelijke verdeling vooraf al stagnatie betekent in het familiesysteem.
Rond 2000 werd er een duidelijke nieuwe trend zichtbaar: kinderen werden eerst extern door een bureau getest voordat ze in de onderneming de baas mochten worden. In grotere ondernemingen werden alle potentiële kinderen door een bureau getest en het beste kind volgens de testresultaten kon aanspraak maken op de troon van de onderneming.
Onze visie op dit geheel is: ‘elk kind is geschikt en je mag de kinderen nooit, maar dan ook nooit laten testen’. In onze ogen betekent de keuze van een kind door de ouders ook een onbedoelde afwijzing van de andere kinderen, ongeacht of deze geschikt waren in de ogen van de ouders of überhaupt interesse hadden gehad om te werken in de onderneming. Niet testen dus, omdat het een ongeschreven wet is dat je niet twijfelt aan je eigen bloed.
Wij hebben een prachtige methodiek ontwikkeld waardoor de familie het juiste kind naar voren schuift. Het lijkt onwaarschijnlijk maar de methodiek werkt, want uiteindelijk wil elk familielid hetzelfde: het voortbestaan van het familiegoed/kapitaal en waardering van de familie.